Als het Latijn verdwijnt...

Hoewel ik al zestien jaar een vertaalbureau run, heb ik helemaal geen taal- of vertaalachtergrond. Ik heb me daar nooit bezwaard over gevoeld. In de praktijk heb ik geleerd dat een vakinhoudelijke achtergrond - in mijn geval Bedrijfskunde - je vaak een voorsprong geeft op vertalers met een (ver)taalbul op zak. Sterker, het is vaak het gemis aan vakinhoudelijke kennis dat veel vertalers opbreekt. Daarnaast zijn studenten van vertaalopleidingen doorgaans geïnfecteerd met een schoolse benadering die het letterlijk omzetten van een brontekst prefereert boven het smeden van een soepel lopende tekst. Velen van hen zijn jaren verder voordat ze het lef hebben om zich een tekst 'eigen' te maken. Juristen, economen, bedrijfskundigen en andere doctorandussen die zich tot het vertaalvak bekeren, zijn minder besmet met deze schoolsheid. Althans, dat is mijn gevoel.

Verder durf ik vraagtekens te zetten bij wat vertaalstudenten nou eigenlijk aan vertaalkilometers maken op hun opleiding. Ik heb dat wel eens zitten uitrekenen.  Vervolgens ben ik nagegaan hoeveel uur ikzelf heb zitten zwoegen op Latijnse vertalingen op mijn middelbare school. Zes jaar lang vijf lesuren Latijn per week plus een uur of drie huiswerk. Uitgaand van een schooljaar van zo'n 40 weken kom je dan op 1920 uur vertalen.

Okay, het was niet puur vertalen dat je deed, er moesten ook woordjes geleerd worden, naamvallen, werkwoordstijden, etc. maar een groot deel van de tijd ging toch op aan het oplossen van lastige taalpuzzels. Schrijf- en spreekvaardigheid was er niet bij, alles ging één kant op, van het Latijn naar het Nederlands. Over het Grieks heb ik het dan nog niet eens. Mijn slotsom was dat gymnasiasten aan het eind van hun opleiding minstens zoveel, zo niet meer, hebben zitten vertalen als vertaalstudenten. Mijn algemene indruk ook is dat de gymnasiasten onder de academici een bovengemiddelde taalbeheersing hebben. Dat kan ook haast niet anders, ze hebben immers twee keer zoveel tijd aan taal besteed op school als elke andere scholier. Oefening baart kunst.

Ik ben dan ook best bezorgd als ik zie hoe er met het traditionele gymnasium gesold wordt. Door een toestroom van minder begaafde scholieren wier ouders een ouderwets-degelijke school voor hun kind zoeken staat het gymnasiale niveau onder druk. Men valt op de structuur en 'witheid' van het kleinschalige gymnasium en neemt daarbij de klassieke talen op de koop toe. Mijn kinderen die inmiddels in Gymnasium 2 zitten, hebben nog maar twee of drie uur Latijn per week. Het is onmogelijk dat je met die beperkte  bagage op je eindexamen zelfstandig Livius kunt vertalen. Daarvoor moet je kilometers maken. Vertaalkilometers.

Nou gaat het mij helemaal niet om Livius en zelfs niet om het Latijn - het mag ook best Chinees zijn - maar ik vind het doodzonde dat zo'n taalgeörienteerd, oerdegelijk schooltype als het gymnasium steeds meer water bij de wijn doet. En daarmee hetzelfde pad opgaat als alle Nederlandse scholen en universiteiten vroeger of later opgaan: het steeds verder verlagen van de normen uit angst schoolgelden te missen en uiteindelijk af te zakken tot opgeleukte cursussen algemene ontwikkeling.

Als eigenaar van een vertaalbureau voorzie ik dat we in de toekomst wel eens een tekort kunnen gaan krijgen aan goede vertalers als de taalkundig onderlegde gymnasiast uitsterft.

Koen Gubbels