Engels is makkelijk en andere volkswijsheden

Toen ik kind was, was mijn kennis van de Engelse taal uniek. Een 8-jarige in Krimpen aan de IJssel sprak door de bank genomen geen Engels. Aangezien er verder niets opmerkelijks aan mij was, koesterde ik mijn relatie met het Engels als een vrek zijn schat. Ik had er een hele kluif aan om valsspelers te ontmaskeren - rotkinderen met een unfaire voorsprong van wie één van de ouders Engels was bijvoorbeeld, of die in Engeland waren opgegroeid. Ik hing rond in hun schaduw, met oren op steeltjes en een rammelende honger, wachtend, altijd wachtend op een iets kostbaars dat zo maar uit hun mond kon vallen...

Brooddronken van succes kon ik zijn wanneer mijn vader met een Engelstalige zakenrelatie thuiskwam of als het gezin een bezoek aan Londen aflegde. Dan regende het complimenten en streelde men mij met kooswoordjes als dear en love. Zelfs mijn doodgewone blonde polder-verschijning kreeg op den duur iets van een rarity value, en van love werd ik soms zelfs lovely...

Naarmate mijn zelfverzekerdheid groeide, ik aantrekkelijker werd en ik beter gebekt raakte, begon men op mijn kennis af te dingen. Ik zag mijn schat sleetser worden. Dat ik mijzelf Engels had geleerd was knap. Maar knapper was het Frans te spreken. Engels had tenslotte nauwelijks grammatica. En Frans was natuurlijk veel mooier...

Happend naar adem en wild rondtastend naar munitie probeerde ik mij in discussies staande te houden. Dat lukte niet. Ik viel ten eerste zelf ten prooi aan een vooroordeel - alleen maar omdat een Brit The Queen's English spreekt, wil niet zeggen dat hij ter zake kundig is. Mijn argumenten werden met afstoppers en mythen gepareerd. I was barking up the wrong tree.

Tijdens een van mijn eerste colleges Engels hoorde ik de verlossende woorden: never trust a native speaker. Ik was daar het jaar ervoor al enigszins mee opgehouden toen ik in een gesprek met een Duitse over haar taal aangaf problemen met de naamvallen te ondervinden, en zij geïrriteerd opmerkte: die haben wir doch gar nicht im Deutsch!

Tegen mythen lijkt geen kruid gewassen. Tegen de tijd dat de wetenschap met iets heeft afgerekend duurt het 30 jaar voordat die kennis is doorgesijpeld naar de leek, en tegen die tijd is al menig bevinding achterhaald. Maar men moet niet opgeven. Vergeet niet dat men tot 1980 baby's zonder verdoving opereerde omdat deze toch niets zouden voelen. En dat men tot ver in de jaren 70 mannen als niet-emotionele wezens beschouwde, omdat niemand zich realiseerde dat boosheid een emotie was. Emotie, was de opinio communis, da's janken.

Bon. Bestaat er zoiets als een moeilijke taal? Nee, natuurlijk niet. Vergelijk het met sport. Een beetje badminton speel je zo, dat maakt het ook een leuke sport voor beginners. Met een beetje leren tennissen ben je langer bezig. Maar echt goed worden alleen de toegewijden en de getalenteerden, hoe hun leercurve ook verloopt, en waar in de verwervingsfase de struikelblokken ook om de hoek komen.

Maar is het dan niet waar dat de grammatica van sommige talen ingewikkelder is dan van andere? Humpf... Het is belangrijk zich te realiseren dat de complexiteit van een taal verder strekt dan zijn grammatica, en dat grammatica meer behelst dan de verbuigingen en vervoegingen van naamwoorden en werkwoorden waarmee grammaticaboekjes gewoonlijk openen. Ja, die pagina's zijn in een Servische grammatica talrijker dan in het Engels. Maar je kunt er gevoeglijk van uitgaan dat wat niet moeilijk is in het begin, verderop wel lastig wordt.

Elk volk dat een taal spreekt, bedrijft politiek in die taal. Het troost en rouwt in die taal, viert vriendschap en liefde, manipuleert en verraadt in die taal. Dat alles vereist nuance tot precies hetzelfde niveau als de naburige spraakgemeenschap die behoeft voor hun taal. Om die nuance te bereiken zul je in elke taal hard moeten werken en veel ervaring op moeten doen.

Wat de meeste mensen bedoelen als ze zeggen dat Spaans makkelijk is, is dus precies dit - de basisgrammatica is eenvoudig en de schrijfwijze fonetisch. Dat maakt het gemakkelijk om snel tot een lekker babbelniveau te komen. Dat de student Spaans net zo hard zal moeten werken om tot volwaardig inzicht in en genot van Cervantes te komen als de Engelstalige student dat moet doen voor Shakespeare, behoeft verder geen betoog.

Tot slot wordt de moeilijkheid waarmee je een nieuwe taal verwerft vooral ingegeven door hoezeer deze taal verwant is aan de taal of de talen die je al spreekt. Want problemen bij het verwerven van een taal die je niet op de peuterspeelzaal leert, maar later, zijn niet meer of minder dan interferentieproblemen. Het is in die zin een stuk indrukwekkender wanneer iemand het Fins beheerst naast het Chinees, Servisch en Yoruba, dan dat iemand Frans, Spaans, Portugees en Italiaans spreekt.

Ping Cleton

Koen Gubbels