Van avondklok tot spertijd

Over de aanduiding voor een uitgaansverbod in verschillende talen.

Het woord avondklok dateert uit de middeleeuwen, toen in de meeste Europese steden bij zonsondergang de stadspoorten gesloten werden. Het stadsbestuur gaf het sein door een klok te luiden: de avondklok.

Die klok hing in sommige steden in een eigen toren, het belfort, en werd ook gebruikt voor andere doeleinden, zoals alarm bij noodsituaties. In andere steden kreeg de klok een plek in de toren van een kerk. In Amsterdam hing zo'n avondklok in de Oude Kerk, in Utrecht in de Buurkerk.

Het luiden van de avondklok werd soms ook het sein dat beperkingen van kracht werden: bijvoorbeeld dat kroegen moesten sluiten, of dat prostituees niet mochten werken. In sommige steden moest 's avonds ook het vuur in haarden gedoofd worden. Men vreesde dat mensen bij het brandende vuur in slaap zouden dommelen. In de veelal houten huizen was dat levensgevaarlijk: één onopgemerkte vonk kon genoeg zijn voor een catastrofale stadsbrand.

In Franstalige streken werd de benaming voor avondklok afgeleid van het afdekken van het vuur: couvre-feu. In Engeland stelde Willem de Veroveraar het dagelijkse doven van het vuur verplicht in de door hem en zijn Franstalige Normandiërs veroverde gebieden. Zo belandde couvre-feu in de plaatselijke taal, waar het verbasterde tot het huidige Engelse woord curfew.

haardvuur

Het Italiaans kent een soortgelijk woord: coprifuoco. Geen van die benamingen betekende overigens oorspronkelijk uitgaansverbod, maar die betekenis kregen ze in de loop der eeuwen wel.

Ook het Spaanse toque de queda is voortgekomen uit de middeleeuwse angst voor brand. Letterlijk betekent het zoiets als "blijf stil": een aansporing om na het luiden van de avondklok rust te houden, de bedstee op te zoeken.

In het Nederlands kennen we naast avondklok ook het woord spertijd. In oude kranten is te zien dat dat aanvankelijk iets heel anders betekende dan tegenwoordig. Het werd begin twintigste eeuw geïntroduceerd door elektriciteitsbedrijven, die tijdens piekuren overbelasting van hun machines wilden voorkomen en daarom een hoger tarief toepasten. Zodra het donker werd en iedereen de verlichting aandeed, gingen de tarieven omhoog om onnodig verbruik te ontmoedigen.

In de Tweede Wereldoorlog kreeg spertijd definitief de huidige betekenis van tijdsspanne waarin je niet naar buiten mag gaan. Toen de Duitsers in het zuiden verdreven waren, gebruikte het herstelde Nederlandse gezag de vriendelijker klinkende term avondklok om burgers 's avonds binnen te houden.

krantenknipsel

Nieuwe Venlosche Courant, 21 mei 1940. In een bekendmaking van de Duitse commandant Bierdümpfl staat tweemaal het woord Sperrzeit. De eerste vermelding gaat over Venlose cafés die om middernacht moeten sluiten. De tweede Sperrzeit heeft betrekking op de uren waarop de bruggen over de Maas gesloten zijn voor burgers.

Het Duitse woord voor avondklok is namelijk niet Sperrzeit maar Ausgangssperre. Sperrzeit, of Sperrfrist, is een periode waarin iets niet mag; Ausgangssperre duidt specifief op een verbod om naar buiten te gaan.

Dat verschil en de veranderende betekenissen van woorden laten overigens zien dat het best slim is om een specialist in te schakelen voor het vertalen van teksten. U weet waar u daarvoor terecht kunt!

Freek Roset