Steenkolenengels. Een nieuwe taal? (deel 1 van 3)

Twaalf jaar geleden kwam bij uitgeverij Kramer de Stijlgids Engels uit, werktitel: Everything you always wanted to know about English but were afraid to ask.

De Stijlgids was de vrucht van mijn samenwerking met Daniel Carroll, destijds taaldocent Engels aan de VU. We hadden ons als doel gesteld de leergierige Nederlander die het Engels al behoorlijk beheerste met veel voorbeelden en weinig grammatica aan beter Engels te helpen. We categoriseerden zijn valkuilen met onze kromme tenen en de slappe lach als leidraad maar niet zonder empathie: we wisten hoe het voelt om te blunderen in een vreemde taal. Maar we wisten ook dat gêne niet iedere Nederlander gegeven is. En zo verdween onze werktitel als vanzelf.

Het werd een mooi boek. Om redenen buiten onze macht kwam het nauwelijks onder de aandacht. En dat was jammer. En dat is het nog steeds, want hoewel de wereld sindsdien enig communicatiejargon rijker is, zijn het standaard Nederlands en Engels nauwelijks gewijzigd. En de typische valkuilen dus ook niet. Daarom ben ik ervan overtuigd dat de Stijlgids aan actualiteit niets heeft ingeboet. Soms kriebelt dit en wil ik dat het naslagboek bij meer liefhebbers van effectief Engels een goed thuis vindt…

Laatst werd ik weer door zo’n melancholieke bui overvallen. Die verdween toen ik een artikel in Onze Taal onder ogen kreeg. Wat blijkt? Ik kan mij de moeite van een nieuwe versie of lancering besparen. En onze huidige versie kan zó als studiemateriaal voor het werk van een taalkundige in Cambridge dienen.

Zes jaar geleden, zo’n zes jaar na ons monnikenwerk, bepleitte de Nederlandse hoogleraar Van Oostendorp al een vrije teugel aan het Steenkolenengels. De Nederlander moest over zijn valse schaamte heen stappen en het Nederengels zijn rechtmatige vlucht gunnen. Een taal heeft geen eigenaar en als het leeuwendeel van onze bevolking een gesprek in het Engels kan voeren, mag onze variant van het Engels zeker een officiële tweede landstaal heten. Waarom ons iets aangetrokken van neerbuigende moedertaalsprekers die dit zouden willen verbieden?

Hier is geen speld tussen te krijgen, lijkt het. Taal is een communaal kunstwerk en niemands bezit. En er zijn inderdaad genoeg taalcommunes ter wereld waar het Engels als officiële taal geldt terwijl het relatieve aantal sprekers er kleiner is dan bij ons en hun inheemse variant van het Engels minstens zover of verder van de standaard verwijderd dan ons Steenkolenengels.

Tja. Zo’n tweede-taalclassificering is natuurlijk ook maar gegroeid. Vergelijk het met stadsrechten: Nederland bezit minuscule plaatsjes die officieel ‘stad’ heten en megagemeentes die dorpen zijn. Mijn punt is dat de betroffen status op de ontwikkeling van de gemeenschap in kwestie weinig tot geen invloed heeft. En volgens mij is dat niet anders voor het Steenkolenengels.

Meer weten over de ontwikkelingen rondom het Steenkolenengels? Volgende week volgt deel 2 van dit blog.

Ping Cleton