Steenkolenengels. Een nieuwe taal? (deel 3 van 3)

Hebben we niet allemaal allang de taal die we verdienen en nodig hebben? En is de neerbuigende moedertaalspreker niet gewoon een papieren tijger; een spook dat door universiteitsgangen waait, waar sneue zielen hun publicaties retour krijgen omdat hun Engels voor internationale doeleinden niet voldoet, en niemand geld wil vrijmaken voor behoorlijk redactiewerk? Ligt de oplossing voor het ‘probleem’ niet elders? Allemaal vragen die ik me de afgelopen twee weken op dit blog heb gesteld in reactie op een artikel in Onze Taal waarin werd bepleit het Steenkolenengels een officiële status te geven.

Engels is nog steeds Engels. Een nauw aan het Nederlands verwante taal. Een taal die Nederlanders snel en goed kunnen leren. Waar bij de gevorderde gebruiker fouten ontstaan waar de talen sprekend op elkaar lijken maar de nuance het verschil maakt. Een taal die in elke standaard -Brits, Australisch, Iers of iets vergelijkbaars – geleerd kan worden om in elke omstandigheid doel te treffen. Een standaard die de voorkeur heeft boven Steenkolenengels of een nieuw internationaal Engels dat toch nauwelijks van de bekende standaarden afwijkt. Want noch in de internationale standaard noch in het Steenkolenengels bestaat een corpus aan literatuur of lesmateriaal. Ook zijn er nog geen docenten in opgeleid. Toegegeven, dat hoeft geen belemmering te vormen; die halen we gewoon van straat. Doen we met onze acteurs ook, tenslotte.

Enfin. Dialecten zijn boeiend, mooi, een stukje levende geschiedenis en cultureel erfgoed. Het zou zonde zijn om ze niet meer te horen. Want lezen kun je ze niet, tenslotte. Laat het Steenkolen dan daartussen zijn plek opeisen: als gesproken dialect. Laat mensen die Steenkolen spreken lekker hun gang gaan. Af en toe zal een stijlbloempje zijn weg naar het corpus vinden van wat nu als een Engelse standaard wordt ervaren. En mocht het Steenkolenengels op een dag om welke redenen dan ook – historisch gezien zijn dit demografische en economische - een heersende standaard naar de kroon steken: moge de beste winnen.

Ik kreeg als student Engels een standaard Engels te leren omdat dit nu eenmaal door de grootste groep taalgebruikers begrepen wordt. En omdat studenten ook geacht werden in het Engels te schrijven. Dat je je eigen native dialect uitdroeg of een dialect van het Engels dat je bekoorde innig omhelsde werd alleen maar aangemoedigd. As long as it’s genuine, was de houding.

Mijn advies is om te blijven investeren in gedegen tweedetaalonderwijs in het Engels, waarin altijd aandacht voor andere taalvarianten bestaat. Voer het Engels gerust in als taal aan de universiteit en wees dan mild voor de niet-taalstudenten.  Maar blijf beducht op wat er gebeurt - de universitair docent die het Steenkolenengels van zijn student begrijpt doet dat omdat hijzelf Nederlands als moerstaal heeft. Als gevolg is hij dus niet de meest geschikte lezer voor een stuk dat internationaal de markt op moet. Wil deze student serieus publiceren, zal hij zich van de heersende standaard moeten bedienen. En die heeft hij, als het goed is, op school geleerd. Of leert hij alsnog in een zomercursus voorafgaand aan de colleges.

Een internationale variant erbij leren levert de student nu nog niets op, als men hierover al tot consensus zou kunnen komen. Het lijkt mij sowieso verloren moeite. Het standaard Engels van Britten, Amerikanen, Nieuw-Zeelanders e.d. varieert onderling nauwelijks. Welke standaard gehanteerd wordt, bijvoorbeeld bij een wetenschappelijke publicatie of voordracht, vormt geen enkele belemmering voor het begrip van de internationale lezer of toehoorder.

Daar, waar elke letter ertoe doet, kan iedereen bij specialisten in redactie- en vertaalwerk terecht. En de student die op zijn vakgebied niet wil onderdoen voor een conculega native speaker Engels of een uiterst erudiete, vloeiend Engels hanterende collega uit een niet-Engelstalig land, kan altijd nog terugvallen op een laatste, toegegeven: gruwelijk redmiddel: het studeren. In intensieve taaltrainingen, aan de hand van uitstekend lesmateriaal, en met een schat aan wereldliteratuur onder handbereik.

[Dit was het derde en laatste deel in deze serie. Deel 1, deel 2.]

Ping Cleton